De val van Rome was niet alleen te wijten aan externe factoren, maar werd aanzienlijk beïnvloed door de ineenstorting van de eigen valuta; de Denarius. We kunnen parallellen trekken met moderne economieën en lessen leren van de Romeinse geschiedenis.
Wanneer mensen denken aan de val van Rome, stellen ze zich vaak voor dat barbaren de poorten bestormen, legers verslagen worden of keizers vergiftigd worden in marmeren paleizen. Maar dit soort volken brokkelen niet alleen af door externe aanvallen, ze rotten vaak van binnenuit. Een van de meest sterke krachten in dit soort situaties is geld. De ondergang van Rome was niet alleen een gevolg van invasies of corruptie, het werd aanzienlijk beïnvloed door de ineenstorting van de valuta.
De zilveren Denarius
Eeuwenlang was de economische ruggengraat van Rome de zilveren Denarius. Voor het eerst geslagen rond 211 voor Christus, het was gemaakt van bijna puur zilver en kreeg vertrouwen over het gehele rijk en daarbuiten. Romeinse soldaten werden betaald in Denarii, handelaren eisten het en gewone burgers bewaarden hun rijkdom erin. De Denarius vertegenwoordigde niet alleen geld, maar ook vertrouwen in metalen vorm. De kracht van het rijk en de waarde van de munt waren intrinsiek verbonden. Zolang mensen in Rome geloofden, geloofden ze in haar valuta.
De kosten van een imperium
Het runnen van een keizerrijk is duur. Tegen de tweede eeuw na Christus werd Rome steeds meer uitgerekt, de grenzen werden verdedigd tegen Germaanse stammen en Parthen in het Oosten. Ook was er interne onrust. Belastingopbrengsten konden geen gelijke tred houden met de militaire kosten, waardoor keizers hun toevlucht namen tot een eeuwenoude truc: inflatie. In plaats van de belastingen te verhogen (een impopulaire oplossing) verminderden ze het zilvergehalte in de Denarius.
De achteruitgang van de zilverinhoud
De cijfers vertellen een bijzonder verhaal. Onder keizer Augustus bevatte de Denarius ongeveer 95 procent zilver. Door het bewind van keizer Caracalla (in het begin van de derde eeuw) was het gedaald tot ongeveer 50 procent. Tegen de tijd van keizer Gallienus in het midden van de derde eeuw bevatte de Denarius minder dan 5 procent zilver! Wat ooit een vaste munt was, werd een schijf van brons bekleed met een zilveren wasbeurt. De mensen konden het verschil zien en voelen, wat leidde tot ongebreidelde inflatie.
De impact van inflatie
Naarmate de waarde van het geld werd geërodeerd, stegen de prijzen. Een hoeveelheid tarwe die ooit een enkele Denarius kostte, kon plotseling tientallen kosten. Dit was niet alleen een abstracte probleem, het verwoestte het leven van gewone Romeinen. Soldaten eisten een hoger loon om stijgende kosten te dekken en handelaren stopten met het accepteren van munten, ze kozen liever ruilhandel of betalingen in goud. Lokale economieën keren terug naar directe handel als vertrouwen in valuta verminderd.
De crisis van de derde eeuw
De crisis piekte tijdens de zogenaamde ‘crisis van de derde eeuw’. Tussen 235 en 284 na Christus ervoer Rome bijna vijftig jaar chaos: invasies, plagen, burgeroorlogen en economische ineenstorting. Keizers stonden op en vielen in een duizelingwekkende tempo, soms slechts enkele maanden regerend voordat ze werden vermoord. Achter dit politieke drama lag een gebroken financieel systeem. Belastingen werden geëist in munten die steeds minder waard waren, waardoor boeren hun land verlaten in plaats van te betalen. Handelsnetwerken werden verbroken en wanhopige maatregelen – zoals prijscontroles en dwangarbeidsverplichtingen – waren afgesproken om de economie te stabiliseren. Zie je een parallel met de hedendaagse wereld?
Eén keizer, Diocletianus, probeerde de economische achteruitgang te stoppen. In 301 na Christus gaf hij een bevelschrift voor maximale prijzen, die de kosten van meer dan duizend goederen en diensten vasthielden, van graan tot arbeidersloon. Overtreders werden geconfronteerd met ernstige straffen, waaronder de dood. Dit edict was echter een ramp. Prijzen konden niet worden gecontroleerd per decreet wanneer de valuta zelf waardeloos was. De zwarte markt explodeerde en de officiële handel stortte in. Mensen leerden al snel dat wetten geen waarde konden herstellen voor een gebroken munt.
De introductie van de Solidus
Uiteindelijk stopte Rome met de Denarius. Constantijn de Grote introduceerde de Solidus, een gouden munt van consistente zuiverheid. Dit was rond 312 na Christus. Deze nieuwe valuta herstelde enige stabiliteit en werd vooral gebruikt in het oostelijke Romeinse of Byzantijnse imperium. Tegen die tijd was het westerse rijk echter al zeer verzwakt. De afschrijving van de Denarius had de economische kern van Rome uitgehold, waardoor het onmogelijk was om legers te onderhouden, handelsnetwerken te onderhouden en vertrouwen te behouden.
Lessen voor de moderne economie
Wat betekent dit historische verhaal vandaag voor ons? Het illustreert dat de vernietiging van geld vaak leidt tot de vernietiging van rijken. Rome geloofde dat het zijn burgers kon misleiden door munten uit te geven die er hetzelfde uitzagen maar minder echte waarde bevatten. Moderne regeringen houden zich vaak bezig met vergelijkbare praktijken.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland geconfronteerd met enorme herstelbetalingen onder het Verdrag van Versailles en nam daarom zijn toevlucht tot het drukken van extra geld om zijn verplichtingen te dekken. Tegen 1923 was er hyperinflatie ontstaan, met een brood dat meer dan 200 miljard kostte.
Evenzo ondervond Zimbabwe in de vroege jaren 2000 hyperinflatie en hier nog 38 valuta die waardeloos werden.
Zelfs in modern ontwikkelde economieën blijft het Romeinse patroon dus bestaan. In 1971 haalde president Richard Nixon de dollar van de gouden standaard, waardoor het laatste verband tussen valuta en tastbare waarde werd verbroken. Deze verschuiving veranderde de dollar in een fiat-valuta, niet ondersteund door goud maar door vertrouwen in de overheid. Sindsdien zijn de schulden toegenomen, is de geldhoeveelheid uitgebreid en is de inflatie een constante onderstroom geworden.
De wereldwijde financiële kwetsbaarheid
Wat de huidige situatie bijzonder gevaarlijk maakt, is de wereldwijde schaal van financiële kwetsbaarheid. De ineenstorting van Rome was een imperiale crisis, de hyperinflatie van Weimar was nationaal en die van Zimbabwe lokaal. Tegenwoordig werkt de hele wereld op fiat-valuta’s, massale schulden en centrale banken die bereid zijn triljoenen af te drukken bij het eerste teken van een crisis. Het is onwaarschijnlijk dat de volgende instorting beperkt is tot een enkel rijk of land; Het zal over de hele wereld rimpelen en miljoenen treffen die afhankelijk zijn van salarissen, pensioenen en besparingen in steeds kwetsbaardere valuta.
Wat we ons moeten beseffen
Als individuen zijn er verschillende lessen om te leren uit de valutacrisis van Rome.
Ten eerste: inflatie is beleid! Begrijp dat inflatie geen ongeval is, het is een opzettelijk beleid dat al twee millennia heeft bijgedragen aan de ondergang van rijken.
Ten tweede: echte fysieke rijkdom. Erken dat ware rijkdom niet wordt gevonden in papieren of digitale nummers, maar in tastbare activa die waarde behouden wanneer geld dat niet doet. Denk aan land, zeldzame metalen, kunst, productieve bedrijven, vaardigheden en middelen.
Ten derde: ga uit van instabiliteit. Ga er nooit vanuit dat stabiliteit permanent is. Romeinen in de eerste eeuw zouden hebben uitgelachen om het idee dat hun munten waardeloos werden, net zoals Duitsers in 1913 zouden hebben gespot met het idee van kruiwagens vol contant geld.

0 Comments