In een tijd waarin contant geld steeds meer een nostalgisch relikwie lijkt, kondigde de Europese Centrale Bank (ECB) deze week aan dat ze in 2027 een pilot wil starten met de digitale euro. Volgens ECB-president Christine Lagarde is dit een “vertrouwd symbool van Europese eenheid” dat de eurozone moet wapenen tegen de dominantie van Amerikaanse betaalsystemen en private stablecoins.
Klinkt nobel, maar schijn bedriegt, zoals we al vaker geschreven hebben. Achter de mooie beloften van innovatie en soevereiniteit schuilt een project dat bol staat van risico’s: torenhoge kosten, inbreuk op privacy, en een potentieel destabiliserende greep op ons dagelijks betalingsverkeer. Is dit écht de toekomst van geld, of slechts een technocratisch machtsspelletje dat de burger de rekening presenteert?
Laten we bij het begin beginnen. De ECB, na vier jaar van “onderzoek en voorbereiding”, claimt nu dat een pilotfase met eerste transacties in de digitale euro halverwege 2027 kan starten. Mits de Europese wetgevers volgend jaar de benodigde wetgeving goedkeuren. Relevant: ons eigen kabinet verwierp een motie tegen de digitale euro.
Maar goed, mocht alles doorgaan, dan kan een volledige uitrol in 2029 volgen. Overigens met de belofte dat de digitale euro contant geld zal aanvullen, niet vervangen. Het moet eenvoud, privacy en betrouwbaarheid brengen naar het digitale betalingslandschap, terwijl het kosten voor winkeliers verlaagt en innovatie stimuleert.
De ECB positioneert het als een strategische zet voor financiële autonomie. Europa moet immers niet afhankelijk zijn van Big Tech-betaalreuzen als Visa en Mastercard, of van crypto-experimenten zoals stablecoins. Maar graaf een laag dieper, en de scheuren worden zichtbaar. Ten eerste de prijs van dit alles: de ECB schat de kosten voor de sector op 4 tot 5,77 miljard euro, zelfs na aftrek van mogelijke besparingen! Critici, waaronder de commerciële banken, waarschuwen echter voor een veel hogere kostenpost. Banken vrezen dat de digitale euro deposito’s zal wegzuigen uit hun kassen, omdat burgers liever een risicovrije, door de ECB gegarandeerde digitale portemonnee kiezen.
Resultaat? Minder kapitaal voor leningen aan bedrijven en huishoudens, hogere rentetarieven, en een krimpende kredietmarkt. De ECB wuift dit weg met beloftes van “interoperabiliteit” met bestaande systemen, maar dat klinkt als een pleister op een amputatie. En wie betaalt uiteindelijk? De belastingbetaler, via hogere publieke uitgaven of indirect via duurdere bankdiensten.
Dan privacy – het woord dat de ECB achteloos laat vallen als troefkaart, maar die in de praktijk een farce dreigt te worden. De digitale euro zou “cash-achtige privacy” bieden, met offline transacties en anonimiteit voor kleine bedragen. Echt? In een wereld waar overheden al kamers vol data verzamelen, is dit naïef optimisme. Elke transactie, hoe klein ook, moet technisch traceerbaar zijn om fraude en witwassen te bestrijden – dat is de ECB’s eigen regel.
Voor grote uitgaven geldt uiteraard een identiteitscheck. Dit is dus geen digitale cash zoals een stablecoin; dit is een surveillance-tool in vermomming. Terwijl contant geld échte anonimiteit garandeert, opent de digitale euro de deur voor een pan-Europees trackingsysteem. Stel je voor: je boodschappenpatroon, politieke donaties of zelfs liefdadigheid aan gevoelige oorzaken, allemaal zichtbaar voor de ECB en waarschijnlijk ook voor nationale autoriteiten. In een tijd van groeiend wantrouwen tegen techgiganten en overheden, is dit een recept voor paranoia. En vergeet niet: een cyberaanval op dit systeem zou niet alleen geld kosten, maar ook vrijheden. Economisch gezien is de digitale euro een gok op een toekomst die misschien nooit komt. De ECB hamert op urgentie omdat cash-gebruik daalt, maar in veel eurolanden – denk aan Duitsland en Nederland – blijft contant geld populair voor dagelijkse transacties.
Waarom forceren we een CBDC (central bank digital currency) als alternatieven als Pix in Brazilië of UPI in India al werken zonder centrale controle? Het optimisme van de ECB voelt als een verkooppraatje. Ja, een digitale euro kán Europa competitiever maken, maar alleen als het niet ten koste gaat van innovatie in de private sector of basisrechten als privacy. In plaats van haast te maken met een halfbakken pilot in 2027, zou de ECB beter kunnen investeren in regulering van bestaande betaalsystemen en het versterken van contant geld – zoals de recente EU-voorstel voor een “recht op cash”.
Het is tijd voor een debat, geen dictaat. Burgers, banken en wetgevers: eis transparantie en alternatieven. Want in de rush naar digitalisering riskeren we het belangrijkste te verliezen: controle over ons eigen geld.

0 Comments